T: Herman van Veen
M: Laurens van Rooijen




Onder ons
jaar: 1972

Als ik straks thuis kom
Zet ze thee van rozenbottels,
Warme eieren en zacht vrouwenvlees toe
Ze houdt van mij als van haarzelf
Ze houdt van mij als van haarzelf
Ze houdt van hem als van zichzelf
Ze kust m'n rug
En warmt m'n handen
Ze streelt de rimpels op m'n voorhoofd weg
En in bed
aan het voeteneind staan altijd twee
Steel gitaristen
En een blues wiegend vrouwenkwartet
En door het tochtraam komen heel vaak
Engeltjes met zalmkleurige jurkjes
Neuriënd naar binnen vliegen
Ik denk
dat maar ik maar naar huis ga




verschenen op:

Bloesem (1972)