T: Roland Arday NT: Harrie Heelen M: Roland Arday |
DE SONATE VOOR PIANO |
jaar: 1968 |
Niet te stuiten, triest als een bui klinkt in troosteloos E-groot noot voor noot in hoge nood een sonate zeer devoot uit de handen van Geertruide. . Donders, denkt de generaal, 't is toch een brokstuk van een meid. Van Heutz zou zeggen: 'Monumentaal.' Ach, Buitenzorg, wat een tijd toen we Indië nog hadden: elke baboe was bereid. Dan had je zo'n grietje in je kladden, nou ja, afijn, we zijn het kwijt... Batavia, Bogor, Tandjong, Karang, hm. Uit den treure, triest als een bui: de sonate in E-groot vindt haar onverdiende dood. Wat Sebastiaan Bach verbood, doen de handen van Geertruide. En mama denkt bitter: lieve deugd, dat werd warempel weleens tijd. Ik ben het varken morgen kwijt. Precies haar vader in zijn jeugd. Ze beklaagt die arme Jean-Louis. Nog maar één dag, dan is hij haar schoonzoon, definitief. Hij is zo lief, hij is naïef, ach... was ik maar twintig jaar jonger. Hm, wat drommel: ik, ik mag er zijn, ik met mijn lijn. Uit de treure, lang als een bui struikelt de sonate voort, in de onderhand sonoor. Steeds de bovenhand iets voor door de handen van Geertruide. Wat stil, achteraf, op een bank luistert lankmoedig Louis. Haar spel gaat natuurlijk wat mank. Als partij telt ze echter voor drie. Daarom heeft hij 's ochtends gekapt met zijn maitresse Lili. Het leed wordt voorlopig gelapt met lapjes van 100, 1000, 80 000 in effecten, een renstal, een sportwagen, personeel hier en daar, een eigen kamer, ha, ha, ha. Regelmatig, saai als een bui, gaat in majeur en mineur en uit de maat en uit den treur de sonate hartverscheurend door de handen van Geertruide. Aaach, denkt Tante Amalia, dit stemt mij droevig. En dat weet zij. Ach, waarom zei ik toen niet 'ja' die ene lente dat ik 'nee' zei? Maar hij moest weg en na een jaar zou ik hem weer zien. Hm, morgen brengen. Ach, wist ik veel in 1914. En sinds die tijd ben ik aan de likeur... En gelaten, klam van de bui die de sfeer met zich doordrenkt zit 't gezelschap neer en denkt, met gevoelens zeer gemengd, allerhande van Geertruide. En aan de wijn bij 't diner, de crêpe suzette, het koud buffet, en de paté en aan de reebout (vis voor wie niet van vlees houdt), al datgene dat maar wacht als je uren hebt gesmacht in de handen van Geertruide. verschenen op: Herman van Veen 1 (1968) |