T: Willem Wilmink
M: Erik van der Wurff




Hun eerste woning
jaar: 1968

Er waren twee jonge gelieven,
die minden elkander zo teer,
de gingen tezaam ten stadhuize
en werden mevrouw en meneer.
Ze kregen een woning op zolder
bij grootvader Piet van der Plas,
en waren daarmee in hun nopjes
omdat er zo'n woningnood was.

En als zij daar zoenden en stoeiden,
keek opa op grootvaders klok,
dan nam hij zo lustig de tijd op,
ook sloeg hij de maat met zijn stok.
En maakten de jonge gelieven
een uiterst erotisch geluid,
trok opa zich op aan de dakgoot,
en lachte hen toe door de ruit.

Dat grootvader zo alle dagen
een blijk van belangstelling gaf,
de jongen die kon het niet schelen,
maar de arme meid knapte af.
Haar stem kreeg een ranzige bijklank,
haar ogen die kregen iets grauws,
totdat ze ten slotte kapotging
aan opa z'n Blijvend Applaus.



verschenen op:

Herman van Veen 1 (1968)