T: C. Aznavour
NT: Harrie Geelen
M: C. Aznavour




Diner
jaar: 1968

We hadden een afspraak voor woensdag.
Diner.
M'n tafel was prachtig gedekt voor... twee.
Noem maar op: kreeft en krab en toast met kaviaar.
Zoek maar uit: Beaujolais rosé, un vieux Pomard.
Kijk maar rond: hapjes, kaas, kip en paté,
schalen fruit, des hors-d'ceuvres variés.
Ruime keus, koude schotels, des vins doux et secs.
Op het damast lag het zilveren bestek.
Niet gewoon meer.
Consommé, fazant met druiven sur canapé,
beekforel en dan koffie en likeur, jawel.

Het werd maar steeds later maar geen telefoon.
Ik kreeg al wat honger, het was niet gewoon.
Ik nam een glas, ik dronk een beetje vin Pomard.
Ik nam wat kaas en toen een toastje kaviaar.
Kijk, kijk, kijk, kip, ik pikte ook van de paté wat mee.
Ja, hallekidee, des hors-d'oeuvres variés.
Jeminee, de koude schotels: ik wist weg ermee.
Stukje zalm op een stukje toast beurré: niet gewoon.
Ik nam wat soep, hm, zalige soep.
Ik nam een pluk fazant.
De forel was naar binnen in een tel.

Ik had me vergist in de datum, één dag.
Ze kwam de avond daarop
en ze zag kruimels toast, vette vlekken op het grijs damast,
vuil bestek, voor de afwas hield ik m'n hart al vast.
De fazant, de fazant met druiven, niks te zien.
Naar de kip kraaide geen haan sindsdien.
Vraag maar niet naar de krab of kreeft of kaviaar.
In de kast stond nog een bodempje Pomard,
ga maar halen.
Bro, bro, d'r is brood nog wel.
In de keuken is nog stroop misschien
maar niet veel.
Er staat nog een blikje sardien.
En niets was er over, de pot was niet vet.
Er zat niets anders op: zonder eten naar bed.




verschenen op:

Herman van Veen 1 (1968)